Jeanne Benguigui, ma petite hirondelle algérienne
Foto: archief familie Spruch |
Eind 1962 nodigt de auteur-uitgever André Légier (1914-1966) het trio van de Milisstraat (Madeleine Duguet, Maurice Spruch en José Tairhumène) uit op een van zijn soirées. Op vrijdag 28 december brengt hij immers een hulde aan "une jeune poétesse algérienne de grand talent" die de leden van de Pléiade zeker zal interesseren. Légier is de stichter van de Cercle d'études littéraires françaises (CELF) en organiseert daarin voor de leden maandelijks literaire avonden, de soirées du CELF". Via de Editions du CELF is hij tevens uitgever voor Franstalige auteurs in binnen- en buitenland, en de stichter van het tijdschrift Le cahier de la Tour de Babel (zie bv. de catalogus van het bibliotheeknetwerk Anet voor een niet uitputtend overzicht van publicaties).
Die jonge Algerijnse dichteres blijkt Jeanne Benguigui te zijn, in 1923 geboren in Sidi-bel-Abbes, maar haar land ontvlucht naar Frankrijk en met haar literaire ambities terechtgekomen bij de Belgische uitgever Légier.
Benguigui maakt grote indruk op Duguet, en de sympathie is wederzijds. Duguet krijgt van Benguigui haar eerste bundel cadeau, "L'arbre de vie" (CELF, 1958), en in ruil stuurt Duguet later haar eigen werk Visages d'Israel. Het is het begin van een jarenlange, intensieve - en soms turbulente - correspondentie (te vinden in het Letterenhuis) en vriendschap.
Van bij het eerste contact heeft Duguet echter al aangevoeld dat de gezondheid van Benguigui zeer wankel is. In 1963 krijgt Duguet een alarmerend bericht, waarin Benguigui aan Duguet vraagt om haar te ontmoeten in Parijs. "Je veux te revoir avant de mourir ; tu ne peux me refuser cette dernière joie !"
Duguet aarzelt: Paris c’est loin, le voyage est coûteux et je suis si horriblement fatiguée. Maar uiteindelijk reist ze op 14 april 1963, samen met Maurice Spruch en Gaby Peeters, toch naar Parijs (Mémoires, deel 2).
Later wordt duidelijk dat Benguigui aan tuberculose lijdt, en de behandeling daarvan hield meestal een langdurig verblijf in een sanatorium in. Duguet besluit echter om de zieke thuis in Meaux (Benguigui is er onderwijzeres) te verzorgen. Ze zal uiteindelijk meer dan 6 maanden in Frankrijk blijven, en zo het tweede Concours Jeanne Flament missen dat ze op 24 juni organiseerde in het Conservatorium in Antwerpen.
Eind oktober keren ze, mét Benguigui, naar Antwerpen terug, via een tussenstop in Parijs. Daar organiseert Robert Darame, in de Caveau de Muscadins, een avond ter ere van Benguigui en haar nog onuitgegeven poëziebundel, Les cendres du soleil, met voordrachten door Catherine Réthi, Jean Menaud, Robert Darame en Claude Darvy. Het zou de start worden van het Parijse avontuur van de Pléiade des Jeunes.
Les cendres du soleil zal in 1964 verschijnen, niet in de uitgeverij Elath, maar onder de naam Editions de la Pléiade des Jeunes. Benguigui, die haar joodse oorsprong in Frankrijk verborgen hield, wilde immers niet dat haar naam verbonden werd met een uitgeverij die naar Israël verwees.
Duguet zal van Benguigui nog verschillende tekeningen en portretten maken. In 1965 werkt ze aan een plaasteren buste, die rond 1966-1967 in brons wordt gegoten door de Compagnie des bronzes in Brussel.
Reacties
Een reactie posten